Ik word blij van het licht van de zon.
Blij van de gekleurde blaadjes die naar beneden dwarrelen.
Blij van de rijk gekleurde bomen.
In gedachten loop ik door het bos.
Sloffend door het blad en snuif de herfstgeur op.
Ik verheug me nu al op het aanmaken van de kachel en het vuur dat me zal gaan verwarmen.
Met een kopje thee genesteld in m’n bank en met een fijne pen te schrijven in het mooiste schrift dat ik heb.
Ik zie verhalen in de bladeren rood geel bruin en vele tinten groen.
Inspiratie genoeg
Ik adem ze in het bewaar ze voor m’n pen.
De geur van de conifeer
Maart 2015 hebben we afscheid genomen van een paar enorme coniferen die inmiddels tegen ons huis aangroeide. Ik heb er lang tegenaan zitten hikken omdat ik het nooit leuk vind als bomen omgezaagd moeten worden. Maar die tijd gaf me ook de mogelijkheid om op gepaste wijze afscheid te nemen van de boom. En we krijgen er heel veel voor terug:
de muren van het huis drogen op, meer licht in huis, weidser uitzicht en last but nog least voldoende hout voor het stookseizoen. Maar eerst een paar jaar goed laten drogen.
Natuurlijk nog wat fotootjes gemaakt en kreeg als laatste cadeautje nog een heerlijke geur mee: vers gezaagd coniferenhout.
Coniferen:
De coniferen (wetenschappelijke naam Coniferae, of in de 23e druk van de Heukels, Coniferales) vormen een groep in het plantenrijk van ruim zeshonderd soorten. Ze horen tot de naaktzadigen (Gymnospermae) en zijn daarvan de meest soortenrijke groep, maar de beide groepen zijn niet onderling verwisselbaar. Er zijn ook andere naaktzadigen, die dus géén coniferen zijn, ook al dragen ze de zaden in kegels.
De naam “coniferen” betekent “kegeldragers”. Ze heten zo omdat de zaaddragende structuren in een kegelvrucht (of strobilus) georganiseerd zijn. Er zijn nooit echte vruchten, al kunnen er wel structuren zijn die fruitachtig overkomen (bijvoorbeeld bij de jeneverbes en bij Taxus). De bestuiving vindt altijd door de wind plaats.
In de volksmond wordt met conifeer veelal aangeduid een boom uit de geslachten Chamaecyparis en Cupressus (zie: cipres), Thuja (levensboom), Juniperus (jeneverbes) etc. en niet Pinus (den), Picea (spar) etc. – in het algemeen: leden van de familie Pinaceae.
Alle coniferen zijn houtige planten, meestal bomen, zogeheten “naaldbomen”. Naaldbomen groeien voornamelijk in de gematigde streken; voor zover ze voorkomen in meer tropische gebieden is dat in de bergen. Er bestaan “naaldboomsoorten” waarvan het loof meer op bladeren lijkt dan op naalden. De meeste coniferen zijn bladhoudend, maar er zijn ook enkele soorten die ’s winters de naalden verliezen, zoals de lariks, de watercipres en de moerascipres. De laatste twee verliezen zelfs de korte loten waarop de naalden staan.
Een pinetum (naaldbomentuin, of coniferentuin) is een gespecialiseerd arboretum (bomentuin).
Bron: wikipedia
Geuren van naaldbomen verkrijgbaar bij het Geurpaleis:
Ceder etherische olie
Cypres etherische olie
Grove den etherische olie
Balsemspar etherische olie